4 September 1462.

Karei belooft aan die van Aemstelredam, dat, wan neer hij, na het overlijden van zijnen vader, hier, als landsheer, zal ontvangen zijn, de privilegiën der stad door hem niet slechts onderhouden, maar eer vermeer derd, dan verminderd, zullen worden. De aanleiding tot het geven van deze belofte was daarin gelegen, dat zijn vader Philips, in den jare 1455 het voorne men opgevat hebbende, om tegen de ongeloovige Turcken op te trekken, aan de ridderschap, steden en dorpen, ter dagvaard geroepen, ernstig verzocht had, dat zij, indien hij op deze reis, of anders, kwam te sterven, zijn' eenigen zoon in zijne plaats tot prins zouden nemen. Men beloofde dit onder voorwaarde, dat Karel, tot graaf gehuldigd, de regten der steden en landen, even als zijne voorgangers, zou handhaven; doch de brieven daarvan werden toen niet overge leverd; welk verzuim nu door Karel, ten aanzien van Aemstelredam, hersteld wordt.

* Brief op perkament met het zegel van

's graven zoon in rood was, aan den rand geschonden, hangende aan een' dubbelen fransijnen staart. Lade 15.