15 Julij 1409.

Willem geeft aan de poorters van Amestelredamme eenige vrijheden, zoo wegens andere diensten, hem bewezen, als omdat zij hem de renten van vijf tien honderd Vlaamsche nobelen, eertijds aan den graaf geleend, ten bedrage van honderd en vijftig nobelen 's jaars, hadden kwijtgescholden. Zij zul len mogen gebruik maken van de visscherijen der twee sluizen, binnen hunne vrijheid gelegen, welke voortijds gegeven waren aan 's graven raden, Hel- mich van Doirnick en Willem Eggairt, doch nu door deze aan de stad werden afgestaan. De vrijheid der stad zou zich voortaan aan den waterkant uitstrekken tot de VoeliüijcL Aan den stedelijken schout wordt overgelaten, alle breuken te beregten, zonder daarin den baljuw van Amstel- en Water-lant, of iemand anders, te kennen. Ten laatste vergunt de graaf, dat de stad, gelijk reeds vijftig jaar of langer het geval was geweest, alle officiën, diensten en goede ren ten haren behoeve en voordeele zal gebruiken én altijd behouden.

5*

Brief op perkament met het zegel en tegenzegel van den graaf in rood was, hangende aan een' dubbelen fran- sijnen staart. Lade 39.

Handvesten van Amsterdam, bl. 2. Dapper, Hist. Beschr. van Amsterdam, bl. 103. Van mieris, Groot Charterboek, deel IV, bl. 123.